Harvard-professor Theodore Levitt zei ooit dat mensen geen boren kopen; ze kopen gaten.
Als ze het gat konden hebben zonder de boor te kopen, zouden ze het gat gewoon nemen.
Dat is me altijd bijgebleven als een heel interessante observatie - dat mensen niet echt een boormachine willen kopen, maar liever een gat in de muur.
€ 100.000 voor een stukje software?
We praten er nog steeds over alsof we software kopen of verkopen. Maar dat doen we niet. We kopen een dienst. 9 van de 10 keer koop je de broncode niet, maar maak je er gebruik van.
Sterker nog, we huren de software het steeds vaker in de vorm van een abonnement. En laten daarbij de leverancier de hele IT erachter uit handen nemen.
Het punt is:
Niemand heeft software nodig (behalve enkele IT-afdelingen).
We hebben de waarde ervan nodig. De uitkomst. Het resultaat.
We hebben het gat in de muur nodig, niet de boor.
Dus de vraag is, naast het betalen van de kosten voor de service, welke middelen hebben we nog meer nodig, welke investeringen moeten we nog meer doen om de volledige waarde uit deze service te halen?
Veel geld betalen voor een prachtige tool als je nog steeds hetzelfde aantal planners, een beheerder en integratiekosten hebt, en elke gebruiker meer tijd in de tool doorbrengt dan voorheen, is alleen maar goed voor de softwareleverancier.
Het begint met de vraag: hoe verbetert het mijn workflow? En wat levert het op?